KNAW Historisch Ledenbestand

2 december 2021

Zoek hier in het historisch ledenbestand van de KNAW

Het DWC biedt toegang tot biografische informatie over overleden Leden van:

  • De Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (1851/55-nu) en haar voorganger,
  • Het Koninklijk Instituut (1808-1851).

Academieën in Europa

In de zeventiende eeuw richtten leden van de wetenschappelijke gemeenschap in verschillende landen academies op als fora waar wetenschappers elkaar konden ontmoeten. Bekende voorbeelden zijn de Accademia Nazionale dei Lincei in Rome (opgericht in 1603) en de Royal Society in Londen (1660).

Gedurende de achttiende en negentiende eeuw namen regeringen in andere Europese landen het initiatief tot de oprichting van academies als centrale organen voor de bevordering van wetenschap en internationale wetenschappelijke samenwerking. De Republiek der Verenigde Provinciën (de voorloper van het Koninkrijk der Nederlanden) had een dergelijke instelling nog niet, vooral vanwege de soevereiniteit van de afzonderlijke provincies.

Tijdens de periode van het Koninkrijk Holland (1806-1810) vaardigde koning Lodewijk Napoleon (broer van Napoleon Bonaparte) op 4 mei 1808 een decreet uit tot oprichting van het ‘Koninklijk Instituut van Wetenschappen, Letterkunde en Schoone Kunsten’. Het hoofddoel was om:

… de Wetenschappen en Kunsten te perfectioneren, om buitenlanders van dergelijke vooruitgang op de hoogte te stellen en om uitvindingen of vooruitgang elders in ons land te introduceren.

Het Instituut gaf de overheid gevraagd en ongevraagd advies en voerde ook regeringsbesluiten uit. Het Koninklijk Instituut hield stand na de val van de Fransen en koning Willem I bevestigde de oprichting bij Koninklijk Besluit in 1816. Daarna werd het bekend als het Koninklijk Nederlands Instituut voor Wetenschappen, Letteren en Kunsten. Het vond een onderkomen in het ‘Trippenhuis’, een monumentaal zeventiende eeuws herenhuis gebouwd aan de Amsterdamse Kloveniersburgwal door en voor de Gebroeders Trip, een paar rijke wapenhandelaars. Dat huis deelde het Instituut tussen 1815 tot 1885 met het net opgerichte Rijksmuseum.

Koninklijke Academie

In 1851 werd het oude Instituut bij Koninklijk Besluit gesloten en vervangen door een Koninklijke Academie van Wetenschappen, die tot doel had de wiskunde en natuurkunde te promoten. In 1855 werd het doel van de Koninklijke Academie uitgebreid met de ‘promotie van de taalkundige, literaire, historische en wijsgerige wetenschappen’.

De KNAW was opgedeeld in twee Divisies, een Divisie Natuurkunde en een Divisie Geesteswetenschappen en Sociale Wetenschappen (Letterkunde), die tezamen het hele spectrum van wetenschappelijke inspanningen besloegen. Deze tweeledige indeling bestaat tot op de dag van vandaag. De huidige naam Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen dateert van 1938, hoewel het instituut tijdens de bezetting in de Tweede Wereldoorlog niet het predicaat ‘Koninklijk’ mocht dragen.

Adviesraden en -commissies

De activiteiten van de Academie breidden zich uit na de Tweede Wereldoorlog, toen de overheid steeds vaker een beroep deed op de Academie als adviesorgaan. De Biologische Raad is al voor de oorlog opgericht, in 1923. Sinds het einde van de jaren vijftig zijn er op verschillende wetenschapsgebieden nieuwe adviesraden bijgekomen.

De KNAW heeft op dit moment vier van dergelijke vaste raden. Deze ondersteunen op brede, disciplinaire gebieden de KNAW bij haar advisering. Zij leveren een substantiële bijdrage aan de opstelling en uitvoering van de integrale adviesagenda van de academie. Voor specifieke aandachtsgebieden, zoals onderwijs en vrijheid van wetenschapsbeoefening, zijn speciale commissies ingesteld.

In de adviesraden en adviescommissies van de Akademie zitten wetenschappers van universiteiten, onderzoeksinstituten, maatschappelijke organisaties en bedrijfsleven. Het zijn leden en niet-leden van de KNAW. Op die manier is een grote en diverse groep deskundigen betrokken bij de voorbereiding van adviezen van de KNAW.

Onderzoeksinstituten

In de eerste helft van de twintigste eeuw sloten de eerste onderzoeksinstituten zich aan bij de Academie. Na de Tweede Wereldoorlog kwamen daar nog andere KNAW-instituten bij. De huidige KNAW-instituten concentreren zich op onderzoek in de life sciences, humanities en social sciences, en leveren diensten aan de wetenschappelijke gemeenschap.

Historiografie

In de reeks ‘Bijdragen tot de geschiedenis van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen‘ heeft de KNAW haar eigen geschiedenis in kaart gebracht, in het bredere perspectief van de geschiedenis van de wetenschap in Nederland. De Groningse hoogleraar Klaas van Berkel is geschiedschrijver van de KNAW. In 2008, bij het tweehonderdjarig bestaan van de Akademie, verscheen het eerste deel van Van Berkels De stem van de wetenschap, over de periode 1808 – 1914. In het voorjaar van 2011 verscheen het tweede deel, dat de periode tot 2008 behandelt.

Archieven en bibliotheek

Het archief van de KNAW van vóór 1945 is ondergebracht bij het Noord-Hollands Archief in Haarlem. Hier bevinden zich ook de persoonlijke archieven van een aantal vooraanstaande geleerden, onder wie oud-Akademieleden Lorentz en Zeeman. De archieven van na de Tweede Wereldoorlog berusten bij de Akademie zelf.

Al vanaf 1808 geeft de Akademie haar eigen publicaties uit met verslagen van vergaderingen en losse wetenschappelijke bijdragen. Deze collectie is als onderdeel van de Akademiebibliotheek ondergebracht bij het IISG-KNAW.