Perizonius, Jacob (1651-1715)
31 maart 2010I. Biografie
Jacob Perizonius werd op 26 oktober 1651 te Appingedam geboren als zoon van Anton Perizonius en Bauduina Wildriks. In 1655 verhuisde het gezin naar Hamm, waar Perizonius senior tot hoogleraar theologie en Hebreeuws aan het nieuwe gymnasium illustre was benoemd. In 1661 aanvaardde deze een benoeming aan het Athenaeum in Deventer, waar Perizonius junior in augustus 1666 als student werd ingeschreven.Klassiek onderricht kreeg deze van Hogers en diens opvolger Cuper.Van 1671-72 studeerde hij in Utrecht bij Graevius, van 1674-75 in Leiden bij Rijcke en Kock. Hij keerde in 1675 terug naar Deventer, waar hij tevergeefs op een professoraat hoopte. Zijn sollicitaties elders waren evenmin succesvol. Uiteindelijk nam hij in 1681 genoegen met een conrectoraat aan de Latijnse school van Delft, dat hij na drie maanden opgaf in verband met zijn benoeming in Franeker, waar hij geschiedenis en welsprekendheid zou doceren. Op 19 januari 1682 hield hij zijn inaugurale rede. Zijn colleges hadden een groei van het studentenaantal tot gevolg. Door zijn grote werklust was hij buitengewoon belezen. Twee jaar later kreeg hij ook de historia sacra als leeropdracht toegewezen. Over de betekenis van het woord praetorium bij Paulus (Phil.1, 13) ontstond een heftig conflict met zijn vroegere pleitbezorger Huber, dat daarna op het terrein van de politieke ideeën werd voortgezet en in maart 1694 tot voor de rechtbank werd uitgevochten. Inmiddels had Perizonius een benoeming in Leiden aanvaard met dezelfde leeropdracht als Gronovius: Grieks, geschiedenis en welsprekendheid. Met hem had Perizonius een moeizame verstandhouding na een heftig conflict over de interpretatie van de dood van Judas. Zijn inaugurele rede vond op 7 juli 1693 plaats. Ook in Leiden duurde zijn werklust onverminderd voort. Hij bleef ongehuwd en was diep gelovig. Zijn arrogantie maakte dat hij moeilijk met anderen omging. Hoe twistziek hij was, bleek opnieuw uit een vete met Francius, waar ook anderen bij betrokken raakten. Met Küster en Clericus voerde hij eveneens een pennenstrijd. Talent had hij vooral als redenaar. Als zodanig trad hij bij belangrijke politieke gebeurtenissen regelmatig op. Als dichter is hij minder van belang. Zeer betrokken was hij bij de politiek van zijn tijd; hij onderhield contacten met raadpensionaris Anthonie Heinsius en wantrouwde de Franse politiek.
Roem vergaarde hij met zijn historische colleges.Als historicus is hij belangrijker dan als filoloog. In zijn commentaren heeft hij een voorkeur voor het corrigeren van onjuiste feiten; taalgebruik en zuivere tekstkritiek zijn voor hem van minder belang. Hij voltooide slechts een editie (Aelianus). De jaren na 1700 vormen zijn meest productieve jaren. In 1701 werd zijn leeropdracht uitgebreid met de vaderlandse geschiedenis en zijn tractement van 1800 naar 2000 gulden verhoogd. Zijn tweede inaugurale rede wijdde hij aan het historisch pyrrhonisme. Hij is geen systeembouwer, maar stelt zich kritisch op tegenover alle kennis die voorhanden is. Centraal in zijn historische visie staat het recht doen aan elke tijd, waarbij hij voor de gulden middenweg kiest tegen de traditionalisten aan de ene en de modernisten aan de andere kant. Daarnaast is hij een vooruitgangsoptimist. Naast de oudheid toont hij een grote belangstelling voor de moderne geschiedenis. Groot waren zijn kennis van en belangstelling voor de hulpwetenschappen. Hij is een van de laatste geleerden die een groot scala aan vakgebieden beheersten. In 1708 was hij rector magnificus. Zijn meest geliefde leerling was zijn neef Rungius, de meest begaafde was Hemsterhuis. Na een ziekte van enkele maanden overleed hij op 6 april 1715, nadat hij kort tevoren een minutieus testament had laten opstellen. Hij legateerde de universiteit naast een groot deel van zijn bibliotheek een bedrag van f 20.000 met de rente waarvan een student zich aan de klassieke talen kon wijden.
II. Geschriften
In Deventer publiceerde Perizonius Dissertationum trias (1679). Zijn Franeker inaugurale rede droeg de titel De Ciceronis eruditione et industria. Met de in 1685 verschenen Animadversiones historicae was zijn reputatie als geleerde voorgoed gevestigd. Het werk laat zien hoe veelomvattend zijn kennis op dat moment was. In Leiden inaugureerde hij in 1693 met De usu graecae romanaeque linguae, de tweede inaugurele rede droeg als titel De fide historiarum contra Pyrrhonismum (1702). In 1701 verscheen zijn tekstkritische uitgave van Aelianus. Zijn Origenes babylonicae et aegyptiacae (1711) vormen zijn belangrijkste geschrift. Ook op het gebied van de moderne geschiedenis publiceerde hij. Zijn Commentarii rerum gestarum (1710) vormen een leerboek over de eerste helft van de zestiende eeuw. Daarnaast bereidde hij een herziene uitgave voor van Tursellinus’ Epitome historiae universalis, die om onbekende redenen niet doorging.
Hij hield een redevoering bij het overlijden van Mary Stuart, Laudatio funebris Mariae II Angliae (16 maart 1695). Bij de vrede van Rijswijk voerde hij op 8 november 1697 het woord (Oratio de pace nuper facta). Zijn Oratio seu cohortatio ad faciendam pacem had hij een half jaar eerder laten uitspreken. Beide oraties had hij aan Heinsius opgedragen. Naar aanleiding van de eerste successen in de Spaanse successieoorlog hield hij op 18 december 1702 de rede De primis novi belli victoriis.Naar aanleiding van de gebeurtenissen in 1708 sprak hij op 12 februari 1709 over Aether Britannis et Batavis militans.
III.Werken
Zie Th.J. Meijer, Kritiek als herwaardering: het levenswerk van Jacob Perizonius (1651-1715), Leiden 1971,
p. 215-224.
IV. Literatuur
Zie Meijer, o.c.,p.224-237; Icones Leidenses: de portretverzameling van de Rijksuniversiteit te Leiden, Leiden 1973, nr. 115-116; Ronald T. Ridley, The historical observations of Jacob Perizonius, in: Atti dell’ Academia Nazionale dei Lincei, Memorie, Classe di scienze morali, storiche e filologiche, Ser. 8, 32 (1991), 188-294; S. Stegeman, Patronage en dienstverlening: het netwerk van Theodorus Janssonius van Almeloveen (1657-1712) in de republiek der letteren,Nijmegen 1997,spec.76-77,109-110;Willem Otterspeer, De vestiging van de macht: de Leidse universiteit 1673-1775 (Groepsportret met dame II), Amsterdam 2002, passim.
[J.C. Bedaux]
Citeerinstructie:
J.C. Bedaux, ‘Jacob Perizonius’ in: Jan Bloemendal en Chris Heesakkers, eds., Bio-bibliografie van Nederlandse Humanisten. Digitale uitgave DWC/Huygens Instituut KNAW (Den Haag 2009). www. dwc.huygensinstituut.nl