Pighius, Stephanus Vinandus (1520-1604)
30 maart 2010I. Biografie
De eigenlijke familienaam van Steven Pigge (°Kampen 1520 – †Xanten 16.10.1604) was Wijntgens, maar hij gebruikte vooral die van zijn beroemde oom, de theoloog Albert Pigge (Albertus Pighius, †29.12.1542), door wie hij in Utrecht opgevoed werd. Na zijn schooltijd in Utrecht studeerde hij in Leuven (geïmmatriculeerd op 28.8.1540; licentiaat behaald op 15.3.1543). In 1548 vertrok hij naar Italië. Daar verwierf hij een plaats in de familia van kardinaal Marcello Cervini en ontpopte hij zich tot een gerespecteerd oudheidkundige. Na Cervinis kortstondig pontificaat (als Marcellus II) zag hij zich in 1555 genoodzaakt naar de Lage Landen terug te keren. In 1556 werd hij in Brussel door de invloedrijke bisschop (later aartsbisschop en kardinaal) Antoine Perrenot de Granvelle als secretaris en bibliotecaris in dienst genomen. Pighius werd door Granvelle onregelmatig en slecht betaald, maar vond geen andere bronnen van inkomsten, die hem meer financiële zekerheid zouden bieden. Door de bemiddeling van zijn vriend, de grote filoloog Andreas Masius, kon hij in 1571 Karl Friedrich, kroonprins van het hertogdom Kleve, op diens studiereis naar Oostenrijk en Italië als mentor begeleiden. In februari 1575 overleed de prins onverwacht in Rome na een excursie naar Napels en omstreken. Pighius vestigde zich daarna in Xanten. De 29 jaren die hij daar nog als kannunik en scholaster aan het Viktorstift doorbracht,volstonden echter niet om zijn opus magnum af te ronden.Twee van de drie banden van zijn chronologie van de Romeinse geschiedenis verschenen postuum door de goede zorgen van Andreas Schottus.
II. Geschriften
Pighius’ oeuvre geeft blijk van zijn veelzijdige kennis van de klassieke Oudheid. In zijn Mythologiae en Themis dea, evenals in de documentatie die hij in de Codex Pighianus verzamelde en naar thematische criteria ordende, toont hij zich een van de eerste specialisten van de iconografie van Griekse goden en helden. Kenmerkend voor zijn interpretatie van archeologische monumenten in dit verband is de combinatie van filologische argumenten en filosofische (in het bijzonder orfische en neoplatonische) ideeën in de traditie van de prisca theologia van de Florentijnse en Romeinse humanisten. Deze benadering deelde hij met zijn vriend Antoine Morillon (†11.10.1556), die ook in dienst van Granvelle werkte.Nadat hij een reeks antieke portrethermen in de Villa Hadriana in Tivoli ontdekt en naar Rome laten brengen had, gaf hij ook de aanzet tot de eerste studies van dergelijke hermen. Verder verrichtte hij belangrijk werk in de antieke epigrafie.Geleidelijk concentreerde hij zich op het domein van de Romeinse chronologie:op dat vlak evolueerden zijn (onvoltooid gebleven) studies van een uitgave van de Fasti Capitolini tot een alomvattende chronologie van de Romeinse geschiedenis, die de kroon op zijn antiquarisch werk moest worden. Zijn persoonlijkste geschrift is echter Hercules Prodicius, ogenschijnlijk een relaas van de Italiëreis, die hij samen met de prins van Kleve ondernam , maar in werkelijkheid een kunstvol betoog pro domo over de educatieve en morele waarde van de klassieke studies.
III.Werken
» Mythologiae eis tas oras vel anni partes, Leuven 1559 (deze uitgave nauwelijks bekend en soms als verloren aangegeven; exemplaar in KB Brussel); herdrukt samen met Themis dea,Antwerpen 1568; deze laatste uitgave herdrukt in Thesaurus antiquitatum Graecarum, ed. J. Gronovius, IX, 11371204 » Tabula magistratuum Romanorum,Antwerpen 1561 (tot voor kort in de literatuur steeds als verloren aangegeven;exemplaar in BNF Parijs);herdrukt in Annales Romanorum,II (zie infra) en in Thesaurus antiquitatum Romanarum, ed. J.G. Graevius, XI, 173-238 » Hercules Prodicius,Antwerpen 1587, herdruk Köln 1607 » Annales magistratuum et provinciarum S.P.Q.R.., I,Antwerpen 1599, II-III (samen met een herdruk van I; het gehele werk draagt de titel Annales Romanorum), ed. A. Schottus, Antwerpen 1615; deel II bevat ook een Vita Stephani Vinandi Pighii, geschreven door Johannes Winter, kannunik te Xanten
Filologie:
» Valerius Maximus, Antwerpen 1567, 15742, 15853 (deze laatste uitgave met toegevoegde Breves notae van Justus Lipsius), meerdere herdrukken
Ongedrukt bleven:
» Codex Pighianus(Berlin,Staatsbibliothek,Ms.lat fol.61),thematisch geordende en gecommentarieerde
epigrafische verzamelingen (ibid., Ms. lat. fol. 61a, f en h), In fastos civiles antiquorum annotationes en
In fastos Romanorum pontificales commentaria (ibid., Ms. lat. fol. 96; onvoltooid)
Van een aantal werken die Pighius in zijn correspondentie vermeldde, maar misschien nooit afwerkte, zijn geen handschriften bekend: Pacis encomium (misschien hetzelfde geschrift als Irene en Democratio?), gecommentarieerde uitgave van het Itinerarium Antoninianum, studies over de Parcen en de Gratiën (als vervolg op Themis dea)
Voor verdere handschriften van ten dele nog ongedrukte teksten van Pighius, zie Iter Italicum, I-VI (daar niet vermeld: nog ongedrukte correspondentie tussen Pighius en Granvelle, bewaard in Besançon, Bibliothèque municipale, Collection Granvelle; Pighius’ testament en eigendomsinventaris, bewaard in Xanten, Stiftsarchiv)
IV. Literatuur
BHAPB 1972,1988;A.M.M.Dekker,‘Ein unbekannter Brief des Johannes Sambucus über die Duilius-Inschrift’, in J. den Boeft-A.H.M. Kessels, eds., Actus. Studies in honour of H.L.W. Nelson, Utrecht 1982, 89-105; D.M. Schullian, ‘Valerius Maximus’, in Catalogus Translationum et Commentariorum,V (Washington, D.C. 1984), 287-403: 391-402; A. Lintott, ‘Acta antiquissima. A week in the history of the Roman republic’, Papers of the British School at Rome, 54 (1986), 213-228; bijdragen van H.Wrede,
G. Schweikhart, H. Hiller en M. Daly Davis in R. Harprath-H. Wrede, eds., Antikenzeichnung und Antikenstudium in Renaissance und Frühbarock, Mainz 1989; H.Wrede,‘Die Themis dea des S.V. Pighius’, in M.H. Crawford, ed., Antonio Agustín between Renaissance and Counter-Reform, London 1993, 189201; F. Baratte, ‘S. Pighius, N. de Peiresc, J. Spon, ou la découverte de l’orfèvrerie antique’, in R. Bedon-P.M. Martin-Ch.M.Ternes, eds., Mélanges Raymond Chevallier,Tours 1994, 95-106; M. Laureys, ‘Lipsius and Pighius: the changing face of humanist scholarship’, in M. Laureys e.a., eds., The world of Justus Lipsius (=Bulletin van het Belgisch Historisch Instituut te Rome, 68), 1998, 329-344; M. Laureys, ‘Theory and practice of the journey to Italy in the 16th century:Stephanus Pighius’ Hercules Prodicius’, in D. Sacré-G.Tournoy, eds., Myricae. Essays on Neo-Latin literature in memory of Jozef IJsewijn, Leuven 2000, 269-301.
[Marc Laureys]
Citeerinstructie:
Marc Laureys, ‘Stephanus Vinandus Pighius’ in: Jan Bloemendal en Chris Heesakkers, eds., Biobibliografie van Nederlandse Humanisten. Digitale uitgave DWC/Huygens Instituut KNAW (Den Haag 2009). www.dwc.huygensinstituut.nl